Kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog stuurde de "Jaarlijkse conferentie" van de Amerikaanse methodistische kerk van het Zuiden zendelingen naar de landen van Europa die door de oorlog waren verwoest. De dominees W. G. Wilmot en W. G. Thonger werden naar Brussel uitgestuurd. Het sociale werk van de missie werd gecoördineerd vanuit een gebouw aan de Marsveldstraat. Door ruimtegebrek werden al snel plannen voor de bouw van een aparte tempel gemaakt. In 1923 legde de Amerikaanse ambassadeur de eerste steen van een gebouw dat in alle opzichten lijkt op de vele bescheiden maar warme gebedshuizen in de Anglicaanse en methodistische tradities zoals die op het einde van de 19de eeuw in Engeland bestonden. Het ruime schip, dat een jaar later werd ingewijd, heeft een tongewelf, een sobere versiering van lijstwerk en glas-in-loodramen met discrete motieven, en wordt vooraan afgesloten door De Lil-orgels (1924) die boven de kansel uitsteken.